Sport als recreatieactiviteit wordt in Nederland voor een belangrijk deel aangeboden door verenigingen en gemeenten. Mede door krimpende budgetten bij gemeenten wordt gekeken naar een nieuwe structuur waarin accommodaties efficiënter worden beheerd en meer initiatief gevraagd wordt van verenigingen. Dat blijkt uit een inventarisatie van gemeentelijke collegeprogramma’s door het Mulierinstituut.
Multifunctionele accommodaties
Ten opzichte van 2010 is er in de collegeprogramma’s van 2014 meer aandacht voor de betaalbaarheid van sport, andere beheervormen van sportaccommodaties en gehandicaptensport. Topsport en topsportevenementen spelen een meer prominente rol in collegeprogramma’s van de G4 steden en van grote gemeenten. De teksten van de
collegeprogramma’s op een algemene afname van de uitgaven aan sport.
Gemeenten zien bezuinigingsmogelijkheden in een efficiënter ruimtegebruik door een toename van de multifunctionaliteit van accommodaties, de clustering van voorzieningen, de samenvoeging van verenigingen, en het benutten van de mogelijkheden van de openbare ruimte. Ook verhoging van de tarieven komt in diverse programma’s ter sprake.
Rol van verenigingen
Van sportverenigingen wordt verwacht dat ze meer gaan doen in ruil voor de subsidie en/of tariefkorting die ze ontvangen. Het gaat hierbij voornamelijk om onderhoud en beheer van sportaccommodaties en een maatschappelijk actieve rol in de wijk of buurt.
Commerciële sport niet in beeld
In de inventarisatie komt de rol van de commerciële sportaanbieder nauwelijks aan bod. Volgens onderzoeker Remco Hoekman heeft dat te maken met de keuze van gemeenten; “Zij verwerken alleen maatregelen waarop zij direct zelf invloed kunnen uitoefenen. Dat zijn o.a. de accommodaties in gemeentelijk beheer, de ondersteuning van verenigingen en investeringen in de openbare ruimte, zoals bijvoorbeeld de aanleg van recreatieve (sportieve) routes. De rol van commercieel sportaanbod, zoals bijvoorbeeld fitness (beoefend door 20% van de Nederlanders), zie je in de gemeentelijke plannen niet terug.”
Meer informatie: www.mulierinstituut.nl