De Socialistische Partij (SP) heeft de recreatiesector in het vizier en wil o.a. meer rechten voor gasten op een seizoensplaats. Minister de Jonge van Volkshuisvesting gaf antwoord op 85 vragen van het SP waarin hij vooral verwees naar de bestaande wettelijke mogelijkheden om problemen en misstanden aan te pakken.
Wie een verloederd park op wil knappen en weer rendabel wil maken wordt door de SP al snel gekwalificeerd als ‘roofinvesteerder’ en in één adem genoemd met criminele investeerders. Zoals bijvoorbeeld: “Hoe gaat u ervoor zorgen dat de sturingsmogelijkheden die gemeenten hebben wel opgepakt worden nu duidelijk is geworden dat niet alleen roofinvesteerders maar ook criminele investeerders zich op de vakantieparken gestort hebben? ” De SP wil de vaste gasten veel meer rechten geven. Zij worden daarbij o.a. gesteund door vve’s van zwaar verouderde parken waar bewoners vaak al vele jaren verblijven. Vanuit ondernemersperspectief bekeken zou een ‘betere’ huurbescherming betekenen dat noodzakelijke vernieuwing en renovatie zeer sterk wordt bemoeilijkt.
85 vragen over opkopen en opknappen van vakantieparken
Minister de Jonge kreeg door de SP kamerleden Beckerman en van Nispen 85 vragen op zich afgevuurd over het recent verschenen rapport ‘Onderzoek opkopen vakantieparken’. De vragen hadden vooral betrekking op de rechten van vaste staanplaatshouders en de gevolgen van projectontwikkelingen voor de natuur.
Enkele onderdelen uit de lange beantwoordingsbrief:
De Jonge ziet geen heil in een opkoopbescherming van campings en vakantieparken: “Op basis van het onderzoek van NRIT in het voorjaar van 2022 wordt verwacht dat het aantal jaarplaatsen de komende vijf jaar met 4,2% zal verminderen. Er zijn dan nog steeds 114.109 jaarplaatsen in Nederland, 5.002 minder dan momenteel. Dit geeft mij geen aanleiding om een opkoopbescherming te overwegen.”
De Jonge geeft in een aantal gevallen aan dat diverse problemen het best op gemeentelijk niveau kunnen worden aangepakt. Antwoord op vraag 16: “Gemeenten hebben goede sturingsmogelijkheden om de ontwikkelingsmogelijkheden van parken te beïnvloeden middels het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium en de bestemmingsplannen. Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om te bepalen of het opkopen en herstructureren van een
gegeven vakantiepark wenselijk danwel mogelijk is.”
In het antwoord op vraag 5 wordt specifiek ingegaan op de handhaving: “Waar het de aanpak van ondermijning op vakantieparken betreft is het primair aan de gemeenten om toezicht te houden op vakantieparken en te handhaven ter voorkoming en bestrijding van criminele activiteiten.”
Bij een vraag over stikstofuitstoot bij renovatie en projectontwikkeling verwijst de minister naar de bestaande regelgeving: “Bij de sloop of uitbreiding van een vakantiepark moet, net als bij andere bouwactiviteiten, worden voldaan aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving.” Hetzelfde geldt bij vragen over de gevolgen voor de natuur: “Natuurwaarden zijn geborgd in vigerende wet- en regelgeving.
Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of
provincie, om te beoordelen wat binnen de kaders wel en niet mogelijk is.”
De SP komt ook met een voorstel om een fonds op te richten waarmee vaste standplaatshouders financieel worden ondersteund om ‘hun’ park te kunnen opkopen. Dat plan wordt snel afgeschoten: “Wij geen reden zien om actief op te treden als het gaat om de koop en verkoop van vakantieparken.”
Ook het plan om voor eigenaren van vakantieparken een Bibob toets in te stellen, wordt snel naar de prullenbak verwezen: “Hoewel het belang van de inzet van de Wet Bibob in risicovolle branches wordt erkend, is het niet nodig om de toepassing van de Wet Bibob bij (de aankoop van) recreatieparken verplicht te stellen.”
Ook over het opzeggen van een huurcontract van een vaste standplaats ziet De Jonge geen reden om aanpassingen te maken in de wetgeving: “De koop en verkoop van goederen is een zaak tussen private partijen. Als partijen gezamenlijk plannen maken is dat aan hen. Ingrijpen op dergelijke individuele transacties is een vergaande maatregel waar ik geen voorstander van ben.”
Het idee dat de recreatiesector zwaar wordt beïnvloed door de onderwereld wordt in de beantwoording nadrukkelijk ontkracht: “Uit het RIEC-rapport blijkt niet dat er onder investeerders veel criminelen zitten.”
Bron en meer informatie (beantwoording van alle 85 vragen): www.rijksoverheid.nl