Uit het onderzoek Landbouw en recreatie in krimpregio’s; Knelpunten en kansen van LEI Wageningen UR, blijkt dat bevolkingskrimp kansen biedt voor landbouw, recreatie en toerisme. Het onderzoek spitst zich toe op drie gebieden: Noordoost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg.
Door dalende grondprijzen en vrijkomende ruimte kan er worden geïnvesteerd in verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Vrijgekomen ruimte kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor agroparken (landbouw) of themaparken (recreatie). De daling van de grondprijzen doet zich echter niet overal voor waar krimp optreedt.
De recreatiesector is sterk ontwikkeld in Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg en levert daar ook een belangrijke bijdrage aan de economie. In Noordoost- Groningen is dit minder het geval. Echter, zowel het aantal recreatieve activiteiten als de bestedingen aan recreatie lijken de laatste jaren af te nemen in Nederland als geheel, niet alleen als gevolg van de ongunstige conjunctuur (CBS 2011). Dit geldt ook voor het onderdeel buitenrecreatie (inclusief watersport, paardrijden en dergelijke), waarvoor met name de kwaliteit van de groene ruimte belangrijk is. De waardering voor het eigen landschap is in Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hoger dan het landelijk gemiddelde, in Noordoost- Groningen ligt het rond dat gemiddelde. Het aantal bedrijven in de recreatief-toeristische sector is in de krimpgebieden gestegen, maar minder dan in Nederland als geheel. Echter, niet alleen het aantal bedrijven is belangrijk, maar de werkgelegenheid en de bestedingen. Die laatste zijn echter niet bekend op het niveau van de krimpregio’s, dus moeten we ons beperken tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Ook hier is sprake van een achterblijvende groei in krimpgebieden, en over 2008-2010 zelfs een daling.
De conclusie van de onderzoekers t.a.v. recreatieve kansen is niet echt optimistisch: “De algehele situatie van de sector recreatie en toerisme lijkt op dit moment niet zeer gunstig, maar lokale initiatieven kunnen niettemin kansen bieden op succes.”
Kansen per regio (zie ook onderzoek, pagina 86)
Noordoost-Groningen
Uit ons onderzoek blijkt dat de recreatiesector in deze regio vooral een lokaal verzorgende functie heeft – ze trekt relatief weinig toeristen van buiten. Er komen dan vooral dagjesmensen, naar trekpleisters als Bourtange en Bad Nieuweschans. Dat betekent niet dat er geen perspectief zou zijn om meer mensen te trekken. Met name het Oldambtmeer bij Blauwestad biedt goede mogelijkheden voor ontwikkeling: van hieruit zijn ook veel andere gebieden over het water te bereiken. Toeristische ondernemers in de omgeving van het Oldambtmeer hebben bijvoorbeeld de vereniging het Blauwe Lint opgericht, die allerlei activiteiten ontplooit. Daar liggen duidelijke kansen.
Zeeuws-Vlaanderen
De groei van werkgelegenheid in de recreatieve sector is sterker dan voor de regionale economie als geheel. In een gebied waar het voorzieningenniveau aan de lage kant is (veel kleine kernen) draagt toerisme bij aan de economische vitaliteit. Hieraan wordt veel waarde gehecht. Dit is vooral van belang in het westelijk deel van de regio (de kuststreek), waar de meeste toeristen komen.
Er zijn in deze regio diverse initiatieven om de aantrekkelijkheid voor recreatie en toerisme te verbeteren. Daaronder valt onder andere het project Waterdunen, waar natuur wordt ontwikkeld en tegelijkertijd de veiligheid van de kust wordt verbeterd. Langs de Belgische grens worden de Staats-Spaanse Linies uit de Tachtigjarige Oorlog beter zichtbaar gemaakt in het landschap.
Zuid-Limburg
De gegevens uit het onderzoek hebben betrekking op Zuid-Limburg als geheel, en deze regio is zoals bekend één van de belangrijkste toeristengebieden van Nederland. Ongeveer 5,5% van de werkzame beroepsbevolking werkt in de toeristische sector, tegenover ruim 4% voor Nederland als geheel. Over de periode 1999-2010 meten wij een aanzienlijke groei in de toeristische werkgelegenheid, van ruim 50%. Dit is meer dan de landelijke groei, terwijl de totale werkgelegenheid in de regio juist minder gestegen is dan in Nederland als geheel.
Er is een groot verschil tussen het toerisme in Parkstad, waar men de laatste jaren vooral in pretparken heeft geïnvesteerd, en het heuvelland dat vanouds veel groene recreatie heeft. Daarnaast is er natuurlijk Maastricht, dat ook grote aantrekkingskracht op toeristen uitoefent. Voor recreatie en toerisme in het heuvelland is de kwaliteit van het landschap van levensbelang. Hoewel de landbouw in Zuid-Limburg een kleinere en minder vitale sector is dan in de beide andere krimpregio’s, speelt ze een belangrijke rol als beheerder van dat landschap.
Meer informatie: www.lei.wur.nl