Meer dan 70% van de gemeenten in Nederland heft toeristenbelasting. Steeds meer ondernemers en belangengroepen verzetten zich hiertegen, maar is dat wel reëel? Wat doet een gemeente eigenlijk met deze inkomsten en (ook belangrijk!) wat mag zij ermee doen? Er bestaan legio misverstanden. In dit artikel een eerste aanzet tot verduidelijking.
Hoe is deze belasting ontstaan?
In de gemeentewet (artikel 224) is bepaald dat ‘een belasting kan worden geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven’. Er is niets bepaald over de wijze waarop een gemeente deze belastinggelden vervolgens kan of moet besteden. Feitelijk is het een algemene belasting, vergelijkbaar met bijvoorbeeld OZB. Dat klinkt heel vervelend: de gemeente kan dus belasting heffen, zelf de hoogte bepalen en ook zelf kiezen waaraan zij de inkomsten besteedt. De achterliggende gedachte is (ooit, al lang geleden) geweest dat met de inkomsten de aanleg en het onderhoud van ‘algemene gemeentelijke voorzieningen’ kunnen worden gedekt, die (mede) worden gebruikt door toeristen. In een gemeente met veel toeristen zijn de kosten voor onderhoud van wegen, fietspaden of het onderhoud en de schoonmaak van stranden vaak hoger. Gemeenten legitimeren hiermee vaak het heffen van toeristenbelasting, en dat mag.
Waar ligt het pijnpunt van de ondernemers?
Ondernemers kijken met gemengde gevoelens naar de geheven toeristenbelasting. Het werkt ‘prijsverhogend’ en de inzet van de belastinggelden is voor ondernemers vaak niet inzichtelijk. Daarnaast voelen ondernemers zich ‘gebruikt’ als belastinginners: zij innen namens de gemeente de toeristenbelasting, dragen deze af aan de gemeente zonder dat zij hiervoor een vergoeding ontvangen. Dat voelt voor ondernemers niet goed. Zeker niet als het tarief in de betreffende gemeente (aanzienlijk) hoger ligt dan het tarief in de omliggende gemeenten. De kans bestaat dan dat de concurrentiepositie van ondernemers in de gemeente negatief wordt beïnvloed. Voor ondernemers èn gemeente is dit ongewenst. Meer draagvlak bij de ondernemers voor het standpunt van de gemeente, maar ook meer draagvlak bij recreanten voor de ondernemer is van belang. Aan dit laatste kunnen ondernemers zelf werken. Het helpt bijvoorbeeld al als een ondernemer de toeristenbelasting als separate post ‘gemeentelijke belasting’ in rekening brengt en niet als onherkenbaar onderdeel van een totaalprijs. Maar ook gemeenten kunnen bijdragen aan een positieve beeldvorming.
Tijd voor een nieuwe aanpak?
De concurrentiepositie van verblijfsrecreatieve ondernemers (in een regio) is van verschillende aspecten afhankelijk, zoals bijvoorbeeld prijs, omvang van het aanbod en het kwaliteitsniveau. Ook de hoogte van toeristenbelasting speelt hierin een rol. Bennie Roelands van ZKA Consultants: “Door de hoogte van de toeristenbelasting kan een gemeente de concurrentiepositie van de verblijfsrecreatieve sector versterken of juist verzwakken. Het is dus zaak kritisch te kijken naar de hoogte van de toeristenbelasting in relatie tot de concurrentiepositie van ondernemers en de regio als geheel.” Een objectieve analyse van toeristenbelasting is daarom nodig als vertrekpunt voor overleg.
“Vaak kunnen ondernemers zich best vinden in hun rol als ‘belastinginner’, als zij maar zien waar de opbrengsten voor worden ingezet. In onze visie is het wenselijk om toeristenbelasting (zichtbaar) ten goede te laten komen aan het toerisme. Enerzijds is dit wenselijk uit het oogpunt voor creëren van draagvlak onder toeristische ondernemers en stimuleren van de toeristische sector, anderzijds voor behoud of zelfs versterking van de regionale concurrentiepositie van het verblijfstoerisme. Overleg tussen gemeente en ondernemers over (de hoogte van) de toeristenbelasting is gewenst om misverstanden uit de weg te ruimen.”
Een goed overleg kan alleen plaatsvinden op basis van duidelijke uitgangspunten:
- – Een eerste basisvoorwaarde voor overleg is het doel van toeristenbelasting. Niet alleen op basis van de oorspronkelijke ‘juridische omschrijving’, maar juist ook uitgaande van de ‘geest’ en als aanjager van de lokale toeristisch-recreatieve economie.
- – Objectivering is een tweede basisvoorwaarde voor een goede afstemming en draagvlak: feitelijk kijken naar vraag en aanbod van de verblijfsrecreatie, de tariefstelling in de gemeente, maar ook in de ruimere regio.
Roelands: “Wij vinden het belangrijk dat wordt gekeken naar optimalisatie van het huidige systeem of naar alternatieven voor toeristenbelasting. Draagvlak bij ondernemers is een belangrijke succesfactor.” Overleg tussen ondernemers en gemeente loont. Waarom vasthouden aan het ‘oude systeem’, als een nieuwe manier van verrekenen of een ander systeem wellicht meer oplevert? Overleg met een open houding kan goed leiden tot bijstelling van het belastingregime, bijvoorbeeld door differentiatie van de tariefstelling of alternatieven zoals bijvoorbeeld ‘kurtax’ (een vast percentage van de overnachtingsprijs) of de Bedrijfs Investerings Zone BIZ.”.
Met dank aan: Bennie Roelands, ZKA Consultants
Voor meer informatie: b.roelands@zka.nl, 06 53 92 98 85.
Volg ZKA ook op Twitter www.twitter.com/zka_leisure