Een heuse overnamegolf overspoelt de Nederlandse verblijfsrecreatieve sector. Opvallend daarbij is de grote rol die Franse bedrijven spelen. Het is de vraag of de gemoedelijke kwaliteitscamping, het familiebedrijf zoals we die als Nederland-kampeerland al decennialang kennen, nog wel zelfstandig kan bestaan.
Is de overnamegolf een structurele trend en moeten we de ontwikkeling toejuichen of niet?
Vooral Franse partijen actief
De afgelopen maanden zijn diverse (zeker 15) grote kwaliteitscampings en jachthavens in Franse handen gevallen. De verwachting is dat er meer overnames volgen. Recent voorbeeld is De Pekelinge in Oostkapelle. Eerder vonden overnames plaats van Linberg Park, camping Lauwersoog en campingpark De Bongerd in het Noord-Hollandse Tuitjenhorn. Maar ook de drie jachthavens van de Den Daasgroep werden overgenomen. Zo heeft het Franse Capfun inmiddels negen Nederlandse bedrijven veroverd. En ook Siblu, een Franse speler met 22 recreatiebedrijven, heeft inmiddels drie Nederlandse vestigingen.
Zie ook:
- Franse keten Capfun komt op negen campings in Nederland
- Drie grote Nederlandse jachthavens komen in Franse handen
- Siblu neemt derde camping in Nederland over
Bij ZKA Strategy is de vraag beland of dit een structurele trend is en of dit een ontwikkeling is die we moeten toejuichen of niet. Merlijn Pietersma van ZKA Strategy kent de ontwikkeling maar al te goed: “het is voor de verkopende ondernemer uiteraard positief en ook voor collega ondernemers in de regio kan het nieuwe bloed dat de nieuwe eigenaar toevoegt een welkome vernieuwing brengen omdat er vaak fors geïnvesteerd wordt door de nieuwe eigenaren”.
Aangestuurd vanuit het buitenland
Maar het heeft ook een andere kant. Want daar waar bestaande familiebedrijven al vaak twee generaties in de regio zijn verankerd, kan een bedrijf dat onderdeel wordt van een buitenlands hoofdkantoor zijn regionale wortels kwijtraken. Pietersma hierover: ‘Investeringsbeslissingen worden niet meer genomen door de familie of een directie in een Nederlands hoofdkantoor, maar in Frankrijk. Feitelijk concurreren de overgenomen recreatiebedrijven met het rendement op investeringen uit de rest van Europa. Als de Franse eigenaar-investeerder bijvoorbeeld in Spanje meer kan verdienen dan in Nederland, stopt hij met investeren in de Nederlandse bedrijven. Dit maakt Nederlandse toeristische bestemmingen kwetsbaar en afhankelijk. Daarnaast is het de vraag of een op afstand geleid bedrijf lokale toeristische bestemmingen versterkt of juist verzwakt omdat het bedrijf vaak solitair en gestandaardiseerd zijn eigen weg gaat’.
Ketenvorming en schaalvoordelen
Er zijn verschillende redenen waarom buitenlandse investeerders interesse hebben voor (middel)grote, Nederlandse recreatiebedrijven op topbestemmingen. Ten eerste willen en moeten deze grote aanbieders groter worden om zelf interessant te zijn op de kapitaalmarkt. Er ontstaan schaalvoordelen door via acquisitie te vergroten. Zij zijn in staat om fors te investeren in productontwikkeling en marketing en door slim te standaardiseren groeien zij sneller dan zelfstandige familiebedrijven. Ten tweede is een aantal Nederlandse familiebedrijven zo groot geworden of ontbreekt natuurlijke bedrijfsopvolging, dat deze bedrijven niet aan de volgende familie-generaties doorverkocht kunnen worden. Kapitaalkrachtige financiers zijn dan nodig en deze blijken vaak in buitenlandse handen. Tenslotte staat de Nederlandse markt cultureel en (en in toenemende mate) klimatologisch gezien redelijk dichtbij de Franse markt.
Met dank aan:
Merlijn Pietersma, adviseur bij ZKA Strategy