Een aantal regio’s en deelsectoren in de recreatiesector loopt vast in hun toeristisch recreatieve ontwikkeling. Overaanbod en veranderende marktomstandigheden zorgen voor lage marges en achterblijvende investeringen in vernieuwing. Het zijn allemaal elementen die elkaar versterken in een negatieve spiraal. Welke bakens moeten worden verzet om deze neerwaartse koers weer om te buigen?
De valkuil van marktwerking
We spreken met Merlijn Pietersma (ZKA) en Rob van den Hazel (Seinpost), die beide zijn betrokken bij diverse projecten om de verblijfsrecreatie in toeristische gebieden te revitaliseren. “De nood is in sommige regio’s bijzonder hoog.” vertelt Pietersma, “Van diverse kanten wordt erkend dat een deel van de bedrijven te weinig rendement behaalt en ook weinig toekomstperspectief meer heeft. Saneren wordt daardoor urgent. Maar wie wil die sanering begeleiden? Je krijgt vaak te maken met schrijnende situaties en veel weerstand van ondernemers die, tegen beter weten in, hopen op een betere toekomst. Er wordt nu te vaak gekozen voor de allerslechtse optie; de boel op z’n beloop laten en wachten tot een bedrijf vanzelf omvalt. Dat zijn processen die heel lang kunnen duren en uiteindelijk hoge kosten met zich meebrengen. Ik zie het gebeuren: bedrijven glijden af, sommige verpauperen en zelfs hele toeristische regio’s zakken in.
Herstelproces
Dat klinkt allemaal bijzonder zorgelijk. Zowel Pietersma als Van den Hazel zijn er van overtuigd dat de sector de komende jaren rekening moet houden met een noodzakelijke sanering. Zij zien echter ook positieve ontwikkelingen aan een sanering; het zorgt voor nieuwe groeimogelijkheden bij gezonde bedrijven en draagt dus bij aan het toekomstbestendig maken van de sector. In diverse regio’s wordt inmiddels een herstelplan uitgevoerd om ‘de patiënt’ weer snel beter te maken. En alhoewel de problematiek per regio verschilt, is er wel een vaste lijn te ontdekken in het herstelproces.
Een plan van aanpak start altijd met een diagnose: waarom gaat het niet goed en waar liggen de oorzaken? Op basis van ruime praktijkervaring en –kennis ontwikkelden zij een diagnose-instrument waarmee bedrijven in een regio in beeld gebracht worden op kwaliteit en toekomstperspectief. Door de bedrijven te plaatsen in een model met twee assen: lage/hoge kwaliteit en veel/weinig ontwikkelperspectief ontstaat een feitelijke diagnose van het gebied. De bedrijven komen terecht in een van de vier kwadranten. Per kwadrant is er een set met ‘recepten’ ontwikkeld.
- Het meest hoopvol zijn bedrijven met hoge kwaliteit en veel perspectief. Dat zijn de bedrijven waar de regio het van moet hebben. Zij hebben volop ontwikkelkansen en bezorgen de regio een positief imago. Het zijn bedrijven die gestimuleerd moeten worden om hun kansen te grijpen.
- Bedrijven die in het kwadrant lage kwaliteit en weinig perspectief vallen, zullen de realiteit onder ogen moeten zien. Het is wel van belang om deze groep daarin goed te begeleiden, zodat er weinig schade ontstaat voor zowel de ondernemer als de regio.
- Bedrijven met een lage kwaliteit en veel perspectief zijn in principe kansrijk. Er is toekomst voor hen, als ze werken aan hun kwaliteit. En daar kunnen overheden en externe partijen ze bij helpen.
- De conclusies zijn het meest pijnlijk voor ondernemers die vallen in hoge kwaliteit, maar weinig perspectief. Dat zijn vaak goede ondernemers die in lastige omstandigheden verkeren (b.v. beperking vanwege natuurwaarden.) Voor deze groep moet en kan meestal maatwerk oplossingen gevonden worden.
Ondernemers zijn een belangrijke kracht in de economische ontwikkeling van een gebied. Maar er zijn meerdere krachten die de groeipotentie van een vitale sector bepalen, zoals marktdynamiek, de normen van investeerders maar natuurlijk ook het beleid van de verschillende overheden. Al deze factoren spelen zich af in een specifieke samenleving en omgeving. Die worden in de diagnose ook bekeken.
In de praktijk
In de regio Noord-Veluwe heeft Rob van den Hazel de leiding van het programma ‘Vitale Vakantieparken’, een aanpak waarin 8 gemeenten, de provincie, ondernemers en vele anderen werken aan tal van vraagstukken op en rond de vakantieparken. Hij ziet van dichtbij hoe bovengenoemde aanpak uitwerkt in de praktijk. Van den Hazel: “Op de Noord-Veluwe kwamen we bij de inventarisatie 100-120 bedrijven tegen met een oppervlakte onder de 5 ha., vaak zonder dat duurzame alternatieve inkomstenbronnen aanwezig zijn. RECRON en ZKA hanteren als vuistregel dat een vakantiepark zonder volwaardige alternatieve inkomstenbronnen tenminste 7 ha en/of 200 eenheden nodig heeft om een fatsoenlijk inkomen te kunnen verdienen en om bij de tijd te blijven. Welk perspectief hebben dit soort bedrijven richting de toekomst? Het is slechts een van de voorbeelden, maar zo zie je dat je een goede analyse nodig hebt om tot goede oplossingen te komen.”
Elke regio is anders
Pietersma: “Een standaardoplossing is er natuurlijk niet, maar zo langzamerhand hebben we een goed gevulde gereedschapskist beschikbaar om de verschillende vraagstukken in samenhang aan te pakken. Hiermee ontstaat er voor ondernemers en overheden weer een realistisch perspectief.”
Met dank aan:
Merlijn Pietersma, senior consultant ZKA leisure m.pietersma@zka.nl
ZKA legt zich vooral toe op advies in de diagnosefase van de problematiek van toeristisch vitale regio’s en bedrijven. Waar liggen hun ontwikkelperspectieven?
Rob van den Hazel, senior adviseur Seinpost r.vandenhazel@seinpost.com
Seinpost heeft langjarige ervaring bij het in uitvoering brengen van plannen en begeleidt bedrijven en overheden bij het transformatie proces dat nodig is om de vitaliteit van gebieden te vergroten.