In de vandaag verschenen ‘Rapportage sport 2014’ worden de ontwikkelingen in de sportsector weergegeven. Dit biedt steeds vaker ook commerciële kansen; op het gebied van sportaanbod, als entertainment voor de kijkers (naar topsport) of in een rol als evenement dat veel actief publiek trekt.
Vereniging of commercieel
De meest beoefende sport bij volwassenen is fitness (22%), gevolgd door hardlopen (12%), tennis (5%) en zwemmen (5%). Dat fitness en hardlopen populair zijn, is al langere tijd zichtbaar. De populariteit van zwemmen is de afgelopen tien jaar echter duidelijk afgenomen. Lidmaatschap van een sportvereniging is niet meer de overheersende manier van sportbeoefening, hoewel 87% van de Nederlanders tevreden is over het lokale sport- en beweegaanbod. Steeds vaker kiezen sporters ervoor ook alleen te sporten of zelf een groepje om zich heen te organiseren, een trend die ook in andere maatschappelijke sectoren zichtbaar is. Dit heeft gevolgen voor de inrichting van de openbare ruimte (zoals verlichting van wandel- of fietspaden) en het type accommodaties (zoals multifunctionele ruimtes).
Economie
De groei van de sporteconomie hield ruwweg gelijke tred met de ontwikkeling van de totale economie. Het aandeel van de sporteconomie in de totale economie was nooit hoger dan 1%. De productiewaarde van de sporteconomie is ruim 10 miljard euro. De bedrijfstak sport realiseert hier ruim een kwart (27%) van, oftewel 2,8 miljard euro. Dit betekent dat bijna driekwart van de productiewaarde van de sporteconomie afkomstig is van andere bedrijfstakken.
Sportevenementen
Het organiseren van sportevenementen is niet meer voldoende. Tegenwoordig worden sportevenementen ingezet om bepaalde maatschappelijke of economische doelen te bereiken. Ze kunnen verschillende (potentiële) effecten hebben. Het hoofdevenement staat centraal, maar daaromheen kunnen allerlei activiteiten en side-events plaatsvinden om op een of meerdere thema’s een effect te sorteren. Het daadwerkelijke effect dat gerealiseerd kan worden is mede afhankelijk van bijvoorbeeld de intensiteit en looptijd van de activiteiten. Zo mag verwacht worden dat een grootschalig evenement – zoals de start van een internationale wielerronde – een groter effect heeft op het imago van een stad of de economie van een regio, dan een kleiner evenement, zoals de Ronde van Drenthe. Voor organisatoren is het belangrijk om te definiëren met welke doelen ze het evenement organiseren. Wanneer de bijbehorende doelgroep(en) duidelijk zijn, kunnen activiteiten daarop worden afgestemd. Zonder een gerichte aanpak zullen de gewenste maatschappelijke effecten zeker niet worden bereikt.
De economische impact van sportevenementen is vooral op regionaal niveau zichtbaar; de omvang hangt samen met de schaal, duur en type sport(en). Bij de lokale bevolking bestaat een groot draagvlak en veel waardering voor het organiseren van evenementen, maar dit wisselt wel naar type evenement en de regio.
Overheidsbijdrage blijft van belang
De overheid gaf in 2012 netto ruim 1,2 miljard euro uit aan sport, waarvan het merendeel door gemeenten aan de exploitatie van sportaccommodaties werd besteed. Dit bedrag is stabiel sinds 2010. Deze overheidsbijdrage blijft met name belangrijk voor exploitanten van zwembaden en voor sportverenigingen. Subsidies en andere donaties vormen bij hen respectievelijk 36% en 9% van hun totale baten. Zonder de overheidsbijdrage zouden zij hun begroting niet rond kunnen krijgen. Voor exploitanten van andere overdekte of openluchtsportaccommodaties geldt deze redenering niet, bij hen vormen subsidies 4% van alle baten.
Het rapport is gepubliceerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en is opgesteld in opdracht van het ministerie van VWS. De publicatie is te bestellen via www.scp.nl of op de website te downloaden.