In een aantal toeristische hefboomprojecten in Vlaanderen wordt de komende jaren extra geïnvesteerd. De Vlaamse minister van Toerisme, Ben Weyts, stelt 75 miljoen euro beschikbaar om te investeren in projecten die een groot rendement opleveren en een belangrijke meerwaarde bieden voor de maatschappij, economie en de ondernemingen.
“Een juiste keuze”, stelt Cathy Coudyser, Vlaams Parlementslid voor de N-VA. “We moeten nu investeren in projecten die een extra reden zijn voor mensen uit de hele wereld om Vlaanderen te bezoeken. Dat de Vlaamse Regering in budgettair moeilijke tijden de middelen gericht inzet en niet verkruimeld over veel verschillende projecten is logisch en verstandig.”
Toeristische impulsprogramma’s
Sinds 2012 financiert de Vlaamse Regering toeristische projecten via allerlei impulsprogramma’s. In 2014 werd er in totaal 11,5 miljoen euro verdeeld over 50 projecten. Het betrof thematische impulsprogramma’s, zoals evenementen rondom de herdenking van de Eerste Wereldoorlog en geografische impulsprogramma’s voor de Kunststeden, de Groene Regio’s en de Kust.
3 grote impulsprogramma’s
Minister Weyts schuift 3 grote subsidielijnen naar voren. Zo is er een eerste programma rondom de Vlaamse Meesters. Het tweede programma heeft te maken met de infrastructuur voor MICE: het segment van het zakentoerisme dat focust op vergaderingen (Meetings), motivatiereizen (Incentives), congressen (Conventions) en tentoonstellingen of beurzen (Exhibitions). Ten slotte is er een programma dat inzet op het versterken van de troeven van de Vlaamse deelbestemmingen, met aandacht voor de verschillende toeristische thema’s: festivals, fietsen en wandelen, wielererfgoed, gastronomie, erfgoed.
2,5 miljoen euro voor fiets- en wandelroutenetwerken
Coudyser: “In het programma dat inzet op het versterken van de troeven van de deelbestemmingen, wil minister Weyts minstens 2,5 miljoen euro uittrekken voor toeristische investeringen in fiets- en wandelroutenetwerken. Dat is een verhoging van het budget voor fietsen en wandelen met maar liefst veertig procent.”
Bron: N-VA