Dat het Nederlandse bedrijfsleven zich uit de recessie opheft is te merken aan de bereidheid om te investeren. De jaren 2014 en 2015 vormen samen het begin van een opgaande conjunctuur die voortgestuwd wordt door de uitvoer en door aantrekkende bedrijfsinvesteringen. Zowel het MKB als het grootbedrijf maken groei door. De bedrijfsbezittingen nemen toe, veelal gefinancierd vanuit vreemd vermogen. Dit blijkt onder meer uit onderzoek van Panteia.
Bedrijven investeren weer, groei van vaste activa
Na een dubbele dip, in de vorm van de kredietcrisis en de daaropvolgende Europese schuldencrisis, zijn 2014 en 2015 de beginjaren van een opgaande conjunctuur. Dit vertaalt zich in beide jaren naar een groei in de vaste activa. In het grootbedrijf ligt deze groei hoger dan in het MKB, waarschijnlijk doordat zij minder belemmeringen ondervinden in het aantrekken van kapitaal om deze investeringen te financieren. De groei wordt vooral gedragen door de industriële sectoren die sterk profiteren van hun internationale verwevenheid en van de aantrekkende bedrijfsinvesteringen. Ook de bouw ziet na een aantal zeer zware jaren weer tekenen van herstel, onder meer door de zachte winter en de teruggekeerde rust op de huizenmarkt. Voor dienstverlenende bedrijven blijven de eerste post-crisis jaren moeilijk, omdat de noodzaak van de door hen geleverde diensten nog steeds continue tegen het licht wordt gehouden.
In het MKB is aandeel dure vlottende activa hoger dan gewenst
Bedrijven gebruiken het ingezette herstel om hun werkkapitaal weer op niveau te brengen en breiden hun voorraden uit. De vlottende activa zijn relatief hoger in het MKB dan in het grootbedrijf. En dit kost geld. MKB-bedrijven houden relatief meer voorraden aan, hebben meer kortlopende vorderingen uitstaan en hebben meer liquiditeiten in huis. Dit is grotendeels terug te voeren op de omvang van deze bedrijven en het grotere risico op ‘omvallen’. Het is voor kleine bedrijven door hun geringe marktmacht moeilijker om beter betalingsgedrag van hun debiteuren te vragen, ook omdat zij vaker leverancier zijn en niet het risico kunnen lopen een grote klant kwijt te raken. Het is voor kleinere bedrijven bovendien moeilijker om krediet te krijgen, waardoor het belang van voldoende werkkapitaal voor hen groter is. Dit vraagt een hoger beslag op het werkkapitaal, met gevolg dat dit extra kosten met zich mee brengt omdat bedrijven meer liquiditeiten moeten aanhouden.
Bron: Panteia