Nederlandse musea werden in 2019 zo’n 34 miljoen keer bezocht. Niet eerder lag het aantal bezoeken zo hoog. Ten opzichte van 2015 is het aantal bezoeken vorig jaar met 3,6 miljoen (12 procent) gestegen.
De toename is echter alleen te zien bij de grote musea (19 procent). De kleine en middelgrote musea trokken vorig jaar vergeleken met 2015 juist iets minder bezoeken (respectievelijk 7 en 2 procent).
Publieksinkomsten 2019 hoger dan ooit
Hoewel 2019 wat bezoeken betreft een recordjaar genoemd kan worden, zal in 2020 als gevolg van corona, de tijdelijke sluiting van de musea en de beperkte publiekscapaciteit een deel van de bezoeken wegvallen. Dit heeft grote gevolgen voor de inkomsten die direct samenhangen met het aantal museumbezoeken.
In totaal ontvingen musea vorig jaar ongeveer 1,1 miljard euro aan inkomsten, 9 procent meer dan in 2015. De inkomsten die musea uit entreegelden binnenkregen waren vorig jaar hoger dan ooit. De 616 musea ontvingen samen 250 miljoen euro uit entreegelden, 16 procent meer dan vier jaar eerder. Toen kwam er 214 miljoen euro binnen aan entreegelden.
Vooral grote musea afhankelijk van entreegelden
De 80 grote musea waren samen in 2019 goed voor 82 procent van de totale inkomsten uit entreegelden (205 miljoen euro). Ook waren deze musea, meer dan kleine en middelgrote musea, afhankelijk van deze bron van inkomsten. Voor de grote musea bedroeg het aandeel publieksinkomsten in 2019 een kwart van de totale inkomsten. Voor de 408 kleine musea was dit 12 procent en voor de 128 middelgrote musea 18 procent.
Naast publieksinkomsten zijn ook de opbrengsten van een museumshop of café een steeds belangrijker inkomstenbron. Deze overige inkomsten zijn vorig jaar met 19 procent gestegen vergeleken met 2015 en vormen ruim 8 procent van de totale opbrengsten.
Verder nemen ook de inkomsten uit private en publieke middelen en sponsoring toe.
Stijging overheidssubsidies in 2019
Musea zijn echter vooral afhankelijk van overheidssubsidies. In 2019 ontvingen Nederlandse musea in totaal 525 miljoen euro aan overheidssubsidies, bijna 48 procent van de totale inkomsten en 1 procent meer dan in 2015.
Bij grote musea was 63 procent van het totaal ontvangen subsidiebedrag (386 miljoen) afkomstig van de Rijksoverheid, middelgrote en kleine musea moesten het vooral hebben van de gemeentelijke subsidies (respectievelijk 65 procent en 83 procent van de ontvangsten).
Personeelskosten grootste kostenpost van musea
In 2020 zal door het geringere aantal museumbezoeken een belangrijk deel van de inkomsten wegvallen, maar veel van de lasten blijven doorlopen. Een deel daarvan zal worden opgevangen door de aan veel musea toegekende noodsteun. De personeelskosten zijn van de lasten de grootste kostenpost. In 2019 bedroegen deze kosten voor alle musea samen 465 miljoen euro, 42 procent van alle kosten en 64 miljoen euro (16 procent) meer dan in 2015.
De stijging van de personeelskosten hangt samen met de groei van de werkgelegenheid. In 2019 lag de werkgelegenheid bij musea 375 vte hoger (+5 procent) dan vier jaar eerder. Bij de grote musea waren de personeelskosten het hoogst. Grote musea zijn vaak afhankelijk van vaste krachten, terwijl kleine musea vooral op vrijwilligers draaien.
Bron en meer informatie (o.a. tabellen): www.cbs.nl