De sportclub als ‘buurthuis van de toekomst’

In veel wijken hebben de sportverenigingen de rol van buurthuis gespeeld; daarnaast hebben in vijf jaar 27.000 nieuwe leden de weg naar de verenigingen gevonden: van dansgymnastiek en korfbal tot bijvoorbeeld basketbal en vechtsport. Het overgrote deel van de betrokken verenigingen verwacht dat de Meedoen-aanpak blijft inspireren voor bevordering van jeugdsport, ook nu het programma in december 2010 officieel is afgesloten.

Tijdens het congres ‘Meedoen: ook doen!’ in Eindhoven op 9 februari worden de ervaringen en resultaten van het vijfjarige programma gepresenteerd, met als doel successen te delen en (andere) verenigingen, bonden en gemeenten te inspireren. Ook professionals in de jeugdzorg, scholen en gezondheidszorg kunnen met de Meedoen-resultaten aan de slag. In 2006 stelden de ministeries van VWS en WWI het programma ‘Meedoen Alle Jeugd door Sport’ in. Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) coördineerde de inzet van negen sportbonden en elf gemeenten, die vol enthousiasme hebben gewerkt aan de uitvoering van Meedoen. Met succes: de effecten van de inspanningen in deze gemeenten en verenigingen duren nog steeds voort.

Resultaten
Het W.J.H. Mulier Instituut heeft onderzoek gedaan naar de resultaten van Meedoen en dit gebundeld in het rapport ‘Opbrengsten van Meedoen’. Voor het eerst is op vrij grote schaal een samenwerking gegroeid tussen sportbonden en grote gemeenten om clubs te helpen bij het stimuleren van jeugdsport. Sportbonden hebben de clubs geholpen bij het verbeteren van het sociaal-pedagogisch klimaat, het versterken van het jeugdkader, het betrekken van ouders van jeugdleden bij de clubs en het aantrekkelijker maken van het kennismakingsaanbod van de verschillende takken van sport. Gemeenten zijn goed te spreken over de samenwerking met de georganiseerde sport, die door het Meedoen-programma weer in het brandpunt van het lokale beleid is komen te staan.

Meedoen leverde kwantitatieve resultaten op (grotere jeugdafdelingen bij de deelnemende clubs) en timmerde ook kwalitatief aan de weg. Mede door ‘Meedoen’ wisten de betrokken bonden ruim 27.000 nieuwe jeugdleden te werven, gemiddeld 50 per deelnemende vereniging. Dat betekent een groei van gemiddeld 30 procent per deelnemende club. Daarmee ontwikkelden de ledentallen van de Meedoenverenigingen zich aanmerkelijk gunstiger dan bij andere bonden en verenigingen. De sterkste groei deed zich voor bij de allochtone jeugdleden (59%), maar ook bij de autochtone jeugdleden was de groei behoorlijk (+20%). De achterstand in sportdeelname blijft bij allochtone meisjes het grootst. Hoewel het verschil in sportdeelname tussen autochtone en allochtone jeugd is afgenomen, zijn allochtone kinderen nog steeds minder vaak lid van een sportvereniging dan autochtone kinderen.

Successen verspreiden
De cijfers van ledenwinst spreken voor zich, maar Meedoen is meer. De deelnemende verenigingen zijn sterker geworden, beschikken over meer (opgeleid!) kader, treden naar buiten, sluiten allianties met scholen en wijkinstellingen en bouwen zo aan een sterke jeugdafdeling. Meedoen-verenigingen kregen ondersteuning bij het betrekken van ouders van nieuwe jeugdleden bij de club, zodat ook het reservoir aan vrijwilligers kon meegroeien. Op dit vlak zijn nog slagen te maken, zo blijkt uit het onderzoek, maar Meedoen is nadrukkelijk een stap in de goede richting geweest. Veel Meedoen-verenigingen professionaliseren, omdat de verenigingsorganisatie in staat moet zijn een maatschappelijke rol te spelen die op zijn beurt de clubcultuur beïnvloedt. Meedoen is dus niet alleen een kwantitatieve opgave gebleken, maar ook een kwalitatieve.

Eén van de leerpunten betreft de selectie van verenigingen. Meedoen leerde dat vooral sterke en vitale verenigingen zo’n project succesvol kunnen uitvoeren. Daarnaast is draagvlak binnen het bestuur en de vereniging als geheel van groot belang gebleken voor het welslagen van het project. De kennis over Meedoen is nu voor iedereen beschikbaar. NISB en de Nederlanse Sport Alliantie (NSA) hebben samen met bonden en gemeenten de kennis en ervaringen vertaald naar bruikbare aanpakken voor andere bonden, gemeenten en verenigingen. De innovatieve ontwikkelingen zijn ook vastgelegd in de bundel ‘Leren van Meedoen; Bron van kennis en ervaring’, die 9 februari is gepresenteerd. Daarnaast willen de bonden ook successen verspreiden naar andere verenigingen.

Kansen voor de nabije toekomst?
Eind 2010 is formeel het vijfjarige programma gestopt qua financiering en professionele ondersteuning. Gemeenten, bonden en verenigingen zijn niettemin vrij positief over het behoud van de opbrengsten van Meedoen. Het is de vraag hoe sportbonden en –verenigingen zorgen voor een duurzaam Meedoen-beleid, ook in gemeenten die nog niet hebben geparticipeerd. De bal ligt met name op lokaal niveau: zo zouden gemeenten bijvoorbeeld inspanningen op het gebied van Meedoen kunnen hanteren als subsidiecriterium voor verenigingen. Tijdens het congres ‘Meedoen: ook doen!’ wordt het evaluatierapport door Koen Breedveld, directeur W.J.H. Mulier Instituut, gepresenteerd aan Bart Zijlstra, directeur sport van VWS. Daarnaast biedt onderzoeker Paul Duijvestijn van DSP-groep het evaluatierapport Sport-zorgtrajecten in de jeugdzorg aan. Meedoen heeft laten zien hoe sport kansarme jongeren een doel, structuur en mogelijkheden biedt . Daarmee kan sport ook maatschappelijke problemen en bijbehorende kosten voorkomen.

Bron: www.nisb.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *