De regeling rond energielabels is veranderd per 1 januari 2021. Vanaf 1 januari 2021 wordt de energieprestatie van gebouwen bepaald op basis van de Bepalingsmethode voor energieprestatie van gebouwen (EPG) NTA 8800.
Bij de verkoop van woningen en utiliteitsgebouwen was en is een geldig energielabel verplicht. Het vermelden van het energielabel door de makelaar van woningen is bij verkoop en bij het plaatsen van advertenties vanaf 1 januari 2021 ook verplicht. De wettelijke plicht om over een geldig label te beschikken, ligt bij de verkoper van een woning- of utiliteitsgebouw. De verkoper riskeert bij het ontbreken van een energielabel een boete door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Een reden voor een verkopende makelaar om u te wijzen op deze plicht. Als er geen geldig energielabel is, mag de notaris de overdracht gewoon afhandelen.
Over het algemeen blijkt dat bij recreatiebedrijven nog weinig energielabels beschikbaar zijn op het moment van overdracht of zelfs maar daarvoor. Behalve de verplichting lijkt het nut en de noodzaak te ontbreken bij zowel de verkopers als bij de kopers. Alhoewel deze laatste in verband met de kosten van het verkrijgen van het energielabel steeds meer gebaat zijn deze te ontvangen van de verkoper.
“Het lijkt me een beetje moeilijk om voor een camping een energielabel te krijgen”
Het label wordt door een erkend bedrijf afgegeven voor gebouwen. Op een camping zijn dit (bedrijfs-)woningen, onder voorwaarden (eigen) recreatiewoningen, sanitairgebouwen en andere gebouwen met de gebruiksfunctie voor bijeenkomsten of logies. Er zijn ook gebouwen uitgesloten van het verplichte label.
Veel eigenaren zijn zich bewust van de noodzaak om het bedrijf te verduurzamen. Investeringen in duurzame energiebronnen, isolatie, verlichting maar ook bedrijfsprocessen maken dat de operationele kosten dalen. Dit is in meerdere opzichten gunstig. Waarom komt dan toch het aanvragen van een label zo moeizaam tot stand?
Bij commercieel vastgoed is het al langer bekend dat kantoorgebouwen op korte termijn moeten voldoen aan het verplichte energielabel. Per 1 januari 2023 moet elk kantoorgebouw minimaal energielabel C hebben. Voldoet het gebouw op dat moment niet aan de eisen dan mag het per 1 januari 2023 niet meer als kantoor gebruikt worden. Zoals het er nu naar uitziet moeten, ondanks het bewustzijn, nog altijd veel kantoren maatregelen treffen om aan deze criteria te voldoen. De verplichting om hieraan te voldoen heeft zijn weerslag op de financierbaarheid van dit soort vastgoed. Banken anticiperen op de ontwikkelingen door gebouwen te beperken in financierbaarheid of zelfs uit te sluiten van financiering. Bij taxatierapporten wordt van de taxateur steeds meer verwacht om hier aandacht aan te besteden. Ook vraagt de bank de taxateur naar zijn inschatting van kosten om een bepaald duurzaamheidsniveau te behalen. Alle reden dus om vanuit een ander perspectief na te denken over het nut van verduurzaming en om te kunnen beschikken over een gunstig energielabel.
De ervaringen die worden opgedaan bij de beoordeling van ander vastgoed gaan op termijn ook meer een rol spelen bij recreatief bedrijfsmatig vastgoed. Reden om verder te kijken dan een verplicht energielabel. De sector is bij uitstek geschikt voor maatregelen ter verduurzaming van de bedrijfsvoering. Daarbij valt niet alleen te denken aan zonnepanelen op dakvlakken van gebouwen of een zonneveld op een braakliggend uitbreidingsterrein.
De doelgroep vraagt om doorlopende vernieuwing en daarbij valt bij uitstek ook na te denken over circulaire maatregelen. Dat betekent nu al nadenken over hergebruik van materialen vóór de aanvang en de bouw van bijvoorbeeld een nieuw sanitair- of logiesgebouw. Ervan uitgaande dat een dergelijk gebouw een kortere levensduur heeft en er sneller vervangingsinvesteringen worden gepleegd (met name in verhuur -en logiesaccommodaties), is duurzaam investeren bij uitstek geschikt voor de recreatiebranche.
Naast de bereidheid van de bank om duurzaamheidsmaatregelen te financieren, bestaat bijvoorbeeld in Zeeland het “Fonds Verblijfsrecreatie Zeeland”. Het fonds is opgericht voor familiebedrijven in de verblijfsrecreatie. Eind 2020 kreeg de eerste onderneming een lening uit dit fonds voor het verbeteren en verduurzamen van hun bedrijf. Hier schakelt de eerste onderneming binnenkort volledig over op elektriciteit voor de verwarming van chalets.
met dank aan:
Henk-Jan Kruidenier, makelaar en taxateur in recreatief onroerend goed
Henk-Jan Kruidenier is een ervaren makelaar die al vele jaren in het vak zit en ontwikkelingen rondom waardering van vastgoed uitstekend kan duiden.
Meer informatie: www.kruidenier.nu