Hoe bepaal je de goodwill bij recreatiebedrijven?

(Blog Peter Luken / BDO) In dit voorjaar was ik betrokken bij een wetenswaardig boekje voor de horeca sector: “mijn heldere horeca horizon”. Hetgeen overigens nog steeds gratis is te bestellen of te downloaden via www.horeca-horizon.nl . Het boekje doet een appél op ondernemers om hun toekomstige vertrek als ondernemer te plannen en tijdig voor te bereiden, en niet onaangenaam te worden verrast met verkeerde verwachtingen.

Financiële druk door goodwill
Een van de aspecten daarbij had betrekking op goodwill, want daarover bestaan veel verkeerde opvattingen en verwachtingen. Hetgeen niet alleen in horeca aan de orde is, maar evengoed in de recreatiesector. En dat is kwalijk, want niet alleen wordt er geregeld betaling van goodwill verlangd terwijl de basis daarvoor ontbreekt, maar wordt het vervolgens te snel ook betaald waardoor onredelijke financiële druk ontstaat. En vervolgens een verwachting ontstaat dat op termijn deze goodwill vergoeding ook weer van een opvolger kan worden gevraagd.

 

Wanneer is er dan sprake van goodwill?
In de praktijk bestaan er vele motieven om goodwill te vragen. Een veelgenoemde redenen is de locatie. Een betere dan gemiddelde locatie wordt gezien als reden voor een premie. Een andere reden is bijvoorbeeld de goede naam van een bedrijf. En minder vaak voorkomende motieven zijn bijvoorbeeld: de aanwezigheid van een goede klanten (gasten)kring, bestaande goede recensies, een team van goed getraind personeel, onbenutte uitbreidingsmogelijkheden, of een aantoonbare lange bedrijfshistorie.

In de kern kunnen dit prima redenen zijn voor goodwill. Iedereen stapt liever in een onderneming met unieke kenmerken en pluspunten, dan in een doorsneebedrijf. Maar toch is hier waakzaamheid geboden. Al dit soort pluspunten zijn zeker een ophaalde meerprijs waard, ………………

……. voor zover er tenminste ook een bovengemiddeld rendement mee wordt behaald. Een bedrijfsnaam kan nog zo sterk en goed zijn, maar als deze niet in staat stelt om bovengemiddeld klanten te trekken of hogere prijzen te berekenen, en er dus ook geen extra rendement wordt behaald, dan is er vaak onvoldoende reden om goodwill te betalen. Ook een goede naam van de verkopende ondernemer is nauwelijks basis voor goodwill als die toch vertrekt.

Goodwill wordt gezien als een immateriële component van een totaal overnamebedrag. Dit naast de prijs voor materiële zaken, zoals inventaris, inrichting, voorraden en vorderingen. Goodwill is voor sommigen echt “gebakken lucht”, en daardoor ook vaak moeilijk te financieren.

Overwinst
In de praktijk breng ik dit vraagstuk altijd terug naar het begrip “overwinst”: als een onderneming wordt overgenomen wordt een prijs gevraagd voor de materiële over te nemen zaken. Die investering zal moeten renderen, ongeacht of dit met eigen geld of extern gefinancierd is. Er zal daarover rente en aflossing moeten kunnen worden opgebracht. Pas als de bedrijfsexploitatie na aftrek van deze kapitaalslasten, én van een redelijke ondernemers (arbeids)beloning, nog een resterende overwinst laat zien, kan er een basis zijn om meer te verlangen, en om goodwill te betalen. Er bestaat vervolgens geen vaste relatie tussen het goodwillbedrag en het bedrag aan overwinst. Dat is weer afhankelijk van conjunctuurgevoeligheid, schommelingen in afgelopen jaren en een aantal andere factoren.

Samenvattend: een prima locatie van goede naam kunnen een basis zijn voor goodwill, mits zich dit ook vertaalt in extra rendement en dus laat terug verdienen.

Bekijk ook het rapport Goodwill en waardebepaling bij horecabedrijven (pdf)
Indien u naar aanleiding van deze column vragen heeft, neemt u dan gerust contact met me op bij BDO in Arnhem.
Peter Luken
Branchegroep Horeca, Recreatie & Toerisme
BDO Accountants & Adviseurs, Arnhem
W: www.bdo.nl/horeto
E: peter.luken@bdo.nl
T: 026 3525625

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *