Kamperen nog verder uit de gratie?

De Telegraaf meldde gisteren, op basis van het NRIT Trendrapport, dat het aantal kampeerders in Nederland de komende jaren nog verder zal afnemen. De kampeerboeren van de SVR herkennen deze trend helemaal niet. Zij noemen het “Een conclusie die kant noch wal raakt. Kamperen staat juist weer helemaal op de kaart.”

boerencamping“Onbegrijpelijk hoe die uitkomst van het onderzoek tot stand is gekomen”, zo becommentarieert de SVR dit rapport en verwijst naar de enorme belangstelling voor o.a. de Kampeer & Caravan Jaarbeurs in Utrecht die juist aangeeft dat kamperen weer ‘helemaal hot’ is. Ook Bovag Caravan- en Camperbedrijven laat weten dat er dit jaar een eind gekomen is aan de jarenlange verkoopdaling van caravans. Een verkoopstijging van 10% meer nieuwe caravans bewijst juist dat ‘de sleurhut begonnen is aan een heuse comeback’, laat Bovag weten.

Kamperen bij de Boer vergeten?
“Onbegrijpelijk ook, dat men een rapport over de recreatie samenstelt, aan de hand van slechts enkele vertegenwoordigers uit de recreatiebranche. Waarom ook niet onze ervaringen gevraagd?” vraagt de SVR zich af, “als grondlegger van het Kamperen bij de Boer kunnen wij een heel ander licht laten schijnen op dit onderwerp” en verwijst daarbij naar de toename van kampeerders op de boerencampings.

Natuurlijk constateert ook de SVR dat er al enkele jaren een verschuiving is; sommige vormen van kamperen hebben, vooral door de recessie, aan belangstelling ingeboet, bij andere is de interesse juist toegenomen. Als voorbeeld noemt de SVR het feit, dat op de commerciële campings de luxe voorop staat, hetgeen uiteraard in de tariefstelling tot uiting komt. Daarom is de belangstelling van kampeerders voor deze glampings (glamorous kamperen) flink terug gelopen en ontdekte men als alternatief ‘een kampeervakantie bij de boer.’

In tegenstelling tot wat de Telegraaf meldt, spreekt de SVR van een zeer geslaagd zomerseizoen. Ook dit jaar vierden weer veel kampeerders hun vakantie op een bij de SVR aangesloten kleinschalige camping, waar niet alleen de eenvoud, maar ook de rust, de ruimte en vooral de betaalbaarheid vaak van doorslaggevende aard is.

Bron, en meer informatie: www.svr.nl

Het trendrapport van NRIT is helaas nog niet beschikbaar voor Pretwerk.nl. We kunnen in deze fase dus lastig een oordeel geven over de onderbouwing van de trend. Volgende week verschijnt het NRIT Trendrapport officieel en dan zullen we zeker nog even terugkome op de trends.

Eén reactie

  1. Ik ben benieuwd. Het succes vaan een deelsector, zegt immers weinig tot niets over de globale sector.
    Er is ook een andere bedenking. Een verkoopstijging voor caravans en motorhomes heeft in de eerste plaats een investerings-karakter. Misschien bestaat er een toevallig grotere momentele vervangingsmarkt die zich opent? (Oude voertuigen die onherroepelijk bij de keuring sneuvelen, en dus vervangen “moeten” worden?) Misschien is er een kleine golf van “overhead money spending” die niet in een woningrenovatie of in een boot wordt gestopt, maar in een zwerfwagen? Je zou er verbaasd van zijn voor hoeveel eigenaars van motorhomes dat voertuig op de oprit (nooit achteraan, WEL op de oprit…), eigenlijk een puur statussymbool is, eerder dan een vakantieoptie ! (Sociologen!? Onderzoek te doen..)

    “Het” kamperen slaat uiteraard op het feit der aktiviteit, niet op het bezit. Op een camper-beurs wordt in de eerste plaats de polsslag van het bezit gemeten.

    De caravan is een bijzonder vreemd object. In de meeste gevallen wordt die slechts 1x per jaar ingezet voor een langere vakantieperiode (14 dagen à 1 maand) ergens in het ‘zuiden’. Om vervolgens bevreemdend immobiel de vakantie door te brengen. Er is intrinsiek weinig verschil tussen zulke caravan (of ook nog wel eens ‘bungalow familietent’) vakantie, en een all in hotel standvaklantie, met uitzondering van elementen als prijskaartje, gemak en “habitat”. (Habitat slaat op de gewenste mede-toeristen kring, die bij caravan reizigers zeer vaak slaat op ‘reeds bekende landgenoten’.. Sociologen, opnieuw werk aan de winkel !! )

    Als we kijken naar het lokale bestedingsgedrag, hetgeen nu precies de economische factor in het toerisme uitmaakt, dan zou het best kunnen dat er een top-down inversie voorkomt: fiets tent-trekkers maken meer kans om big spenders te zijn in de locale horeca, dan zwerfwagen eigenaars, die hun investeringskapitaal reeds thuis gespendeerd hebben (10 jaar ‘hypotheek’ op nieuwe uitgaven?), en vervolgens die zwerfwagen ook volduwen met voedselreserves uit eveneens de thuis-locatie discount store. Ze staan “wild” (gemiddeld weinig inkomsten voor de bestemmings-campings) en bovendien gaan ze weinig op restaurant. (Een terrasje, en vervolgens ‘koken’ in de zwerfwagen, terwijl de fiets-kampeerder op hetzelfde moment culinair zit te tafelen…) Meerwaarde voor “het toerisme”, van de regio die ze bezoeken? Let op, dit alles zijn geen vastgespijkerde feiten, dit is een hypothese die ik graag onderzocht zou willen zien, maar wel gebaseerd op mijn eigen losse maar toch wel verbazende observaties op het terrein.

    “Rond-reizend” kamperen is ook totaal verschillend van “sedentair” camperen. Eén van de bijkomende ‘real-reality’ problemen voor wie kamperen als middel wil gebruiken bij een rondreis, is dat de mogelijkheden met de buiksriem worden dichtgesnoerd. Vrije ruimte (zonder reservaties) voor rondreizende campeerders is zeker in het hoogseizoen rampzalig te noemen, in zeer veel Europese landen. Echte trekkerskampings sneuvelden massaal, in de afgelopen decennia. De motorhome werd de oplossing voor de begoede klasse. Met fiets-&-tent wordt een dergelijke vakantie gemakkelijk een desillusie. B&B locaties bieden wel meer en meer een alternatief, telkens als een oude camping weer eens niet-méér blijkt te bestaan. Er wordt niet echt hard gewerkt (in de meeste Europese landen) om dit trekker-type toerist te “ontvangen” zoals het hoort. UItzonderingen zijn bvb Denemarken en Hongarije (vooral Balaton meer regio) Een extreme tegenvoorbeeld is ‘hier’ de Vlaamse Schelderegio (Antwerpen > Gent en verder), waar de landschappelijke aantrekkelijkheid groot is, het fietsknooppunten netwerk uitgebreid, en de promotie vanuit de toeristische diensten ‘veelbelovend’, …maar waar tegelijk het vinden van een trekkers-kampeerplaats een ware hel is. (Nagenoeg afwezig). De standaard conclusie van fietstrekkers uit het buitenland is : “éénmaal maar nooit meer”. Zonder overnachtingsaanbod is er géén toerisme. De fietskampeertoeristen, werden immers virtueel gedwongen om op hotel te gaan.

    Kijk, al mijn voorgaande nota’s gaan over hetzelfde fenomeen: achtergronden en lacunes analyseren zijn véél belangrijker dan trend-spotting. Er ontwikkelde zich een trend van inkomend (= buitenlandse toeristen) trekkerstoerisme in Belgie/Vlaanderen, maar het oordeel over de afwezigheid van de camping accomodatie die ze mee naar huis nemen is vanzelfsprekend vernietigend, en zou het prille effect van een stijging, door de negatieve mond-aan-mond reklame spoedig kunnen doen instorten. (Ik doe daar nu blijkbaar aan mee!? … maar het gaat over een objectieve vaststelling, hierbij aanstippend dat Belgie een traditioneel ‘zwak’ gepositioneerd campeerland is, in vergelijking met Nederland.)
    Diepte-inzicht studies echter meer dan welkom. (Komen spijtig genoeg weinig voor.)

    Groeten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *